Alomvattendheid

(tekst moment 7 en 8 december 2008, bewerkt en ingekort 2 april 2013)

En ze zag dat het goed was

Geen gesneden beeld maken

Met het bestuderen van de vijf aandachtsoefeningen gestoeld op de visie van Thích Nhât Hanh op de boeddhistische spiritualiteit en ethiek, krijg ik soms gevoelens van regressie, alsof ik mijzelf weer tegen een externe meetlat leg om te beoordelen of (mijn doen en laten) ik goed bevonden word en daarmee bestaansrecht heb. Ik worstel / stoei daardoor met beelden die nog niet helemaal zijn versleten en afgedankt.
Als kind had ik de drijfveer om een goed mens te willen zijn; ik hield een hele tijd lang in een schriftje aan de hand van punten een beoordeling bij van hoe ik die dag was geweest. Zelfs eind tienertijd hield ik nog een gloedvol betoog tegenover iemand die beweerde dat iedereen er naar streeft gelukkig te zijn, dat dat niet voor mij gold; ik wilde alleen maar een goed mens zijn.
Ik leed echter aan hevige depressies. Iedere weg die ik mij kon bedenken had zowel goed als slecht in zich. Ik liep stuk op de beelden die ik had van het leven, van goed en kwaad. Toen besloot ik die overboord te gooien en het leven te volgen zoals ik innerlijk bewogen werd. Het ging stromen. Dat bracht mij soms in vreemde situaties. Na een intense spirituele ervaring ging ik op zoek naar een verstaan van wat ik als innerlijke leiding ervoer en zocht mijn weg naar een normaal maatschappelijk functioneren. In mijn beleving was de uiterlijke wereld een afspiegeling van mijn innerlijk en ik voelde daarmee een grote verantwoordelijkheid voor wat er in de wereld gebeurde en om een positieve bijdrage te leveren. Eigenlijk probeerde ik twee sporen te volgen, zowel het vertrouwen op mijn innerlijk als het mij inpassen in beelden over wat mijn bijdrage aan de wereld zou kunnen zijn. Die beelden waren niet helder en veranderden naar mate ik er steeds op stuk liep.

Vertrouwen

In een periode dat ik helemaal in mijn element was, spuwden kinderen mij in de nek. Dit gebeuren werkte als een verlossende openbaring. Het gaf mij het besef dat hoe goedaardig ik als mens ook mocht zijn, het betekende niet dat mij nooit iets naars zou overkomen. Ik kon alleen bidden en hopen om de kracht om hetgeen op mijn weg komt te kunnen dragen. Ik was niet meer totaal verantwoordelijk voor alles wat mij overkomt, voor wat er in de wereld gebeurt, maar wel voor mijn antwoord erop.
Met het volgen van een opleiding voor persoonlijke groei kwam ik in een regressie. Wederom raakte ik verstrikt in mijn opvatting van het besef dat alles buiten mij een projectie van mijn innerlijk is en daarmee mijn verantwoordelijkheid. Ik had gehoopt gelijkgestemden te ontmoeten en handvatten te krijgen om zelf tot onderscheiding en tot verstaan te komen van mijn innerlijke bewogenheid. In plaats daarvan had ik de indruk dat het volgen ervan normatief werd beoordeeld. Dat was mijn verstaan op dat moment. Ik raakte mijn onbevangenheid en zelfvertrouwen kwijt en het gevoel dat ik tot dan toe altijd had gehad, dat ik een rijk mens was.
Dat gevoel kreeg ik jaren later terug toen ik ontslag nam bij de Waddenvereniging, nu ruim twee jaar geleden. Daar had ik in vele opzichten een gouden tijd gehad; ik werd er gewaardeerd zoals ik als mens ben. Het werk was echter te belastend voor mij en ik wilde voorkomen dat ik er helemaal aan onderdoor zou gaan. Ik nam mij voor voortaan onvoorwaardelijk mijn innerlijk te volgen en mijn eigen werkelijkheid tot uitdrukking te brengen. Het voornemen was eigenlijk een verdieping van mijn oefening om mij aan het leven toe te vertrouwen.

Volg je hart; Wat heb je nodig?

Toen later bleek dat ik een burn out had, raakte ik in paniek en vertwijfeling. “Je moet je hart volgen, dan werkt de kosmos met je mee,” had een arbeidscoach mij twee jaar daarvoor gezegd. Hoewel ik dat destijds naïef vond en een eigentijdse vorm van worst voorhouden of cargo religion, klonk het op dat moment als een wrange echo na. Zelfs aan de balie bij het UWV kreeg ik zo’n advies toen ik om proceduretechnische informatie vroeg. Ik had daarom maar gewoon mijn hart te volgen, zonder enige verwachting van wat die kosmos voor mij in petto had. Want dat meewerken heeft zo zijn eigenaardigheden; het beantwoordt niet perse aan wensdromen.
Ik zocht weer naar verstaan van waar ik op dat moment stond. Sommige mensen wilden me hoop geven op beterschap. Daar heb ik niets aan. Het haalt mij uit het moment; het trekt mij weg van de plaats waar ik sta. In mijn beleving en ervaring komt en blijft het leven in beweging als ik het aankijk en het omarm, niet als ik er naar streef het voorbij te gaan. Het aankijken en omarmen geeft een rijk gevoel, alsof ik een dialoog aanga met het leven zelf als met een beminde. Het schept steeds een nieuw perspectief.

Mijn huisarts vroeg mij herhaaldelijk: “Wat heb je nodig?” Aanvankelijk wist ik dat niet. Na verloop van tijd kwam het volgende naar boven:

  1. mensen die vanuit hun eigen zijn mijn werkelijkheidsbeleving bevestigen: m.a.w. herkenning.
  2. funderen in mijn werkelijkheidsbeleving, contact voortdurend onderhouden, primaat daaraan geven en de moed het te leven.
  3. gewaar zijn van afleiding en ondermijnende invloeden zonder me er door te laten verleiden of ondermijnen.

Kortom: herkenning, fundering, weerbaarheid in openheid (onderscheiding).

De grond waarop je staat is heilige grond

De volgende twee dingen kwamen mij hierbij te hulp: het boek Dansen in het duister van Nico Tydeman en The Work van Byron Katie. Beide bevestigen mijn beleving dat ik heb te staan waar geen grond / houvast meer is, zonder hoop of verwachting heb te antwoorden op het moment zoals het zich aan mij voordoet en mijn eigen zijn zoals het nu is tot uitdrukking heb te brengen. Het vraagt om volstrekte integriteit ten aanzien van mijn beweegredenen en dus het onder ogen komen ervan.

Een verhaal over een zenmeester in Dansen in het duister heeft mij geïnspireerd tot de volgende wake up call die ik elke morgen tot mijzelf richt:

Anja
Ja Anja, hier ben ik
Ben je wakker?
Ja, ik ben wakker
Weet je vandaag de dingen te onderscheiden?
Ja, ik weet ze te onderscheiden
En ben je bereid?
Ja, ik ben ten volle bereid
Heb jezelf lief, zegen de dag en sta op

The Work is een meditatief proces waarbij ik ten aanzien van een bepaalde gedachte zo integer mogelijk antwoord geef op vier vragen en daarbij omkeringen geef van die gedachte. Het is voor mij een uitgekristalliseerd onderzoeksmiddel om tot onderscheiding en verstaan te komen van mijn innerlijke bewogenheid en om mijn werkelijkheid gewaar te zijn. Het werkt meedogenloos mededogend.
Met het onderzoek en gewaar zijn van mijn (gedachten over mijn) werkelijkheid, is het alsof er een (‘alchemisch’) proces op gang komt. Het gewaar zijn van een schijnbaar onbeduidende gedachte kan een omslag teweeg brengen in mijn werkelijkheidsbeleving. Door The Work te doen ben ik tot een meeromvattend, leefbaar en bevrijdend verstaan gekomen van de relatie tussen mijn innerlijke en uiterlijke wereld. Het is eigenlijk dat mijn verstaan ervan geland is.
Door mij bewust te zijn van de mate waarin ik mij met mijn projectie identificeer en te oefenen deze in zijn geheel (inclusief omkeringen) te integreren, raak ik geestelijk niet meer zo uit balans. Ik proef de rijkdom van het leven. Dit is alleen zo wanneer ik de bereidheid heb mijn hele werkelijkheid te integreren en niet alleen hetgeen mij ogenschijnlijk welgevallig is of enkel mijn (zelf)kritiek.

Sterk zijn in aanwezigheid; Ik ben die ben

Eerder heb ik het voorval beschreven waarbij kinderen mij in de nek spuwden en ik dacht: “Ik kan alleen maar hopen dat ik de kracht heb om datgene wat op mijn weg komt te kunnen dragen.” Ik heb gemerkt dat die kracht niet zit in sterk zijn, maar in aanwezig zijn, zowel bij een lach als een traan.
Ter illustratie wil ik een voorval beschrijven dat zich begin dit jaar voordeed.

Ik was in de auto op weg naar Eindhoven. Mijn maag begon op te spelen en mijn bewustzijn vernauwde zich. Daardoor nam ik als vanzelf een afslag om terug naar huis te gaan. Onderweg kwam de gedachte dat ik mij er misschien overheen had kunnen zetten, maar ik zei tegen mijzelf: “Ga nu niet jojoën en vervolg gewoon je weg naar huis.”
Thuis dook ik in bed. In bed werd ik alleen maar beroerder. Naar de wc, diarree. Terug in bed. Weer naar de wc, niet alleen diarree maar ook overgeven. In bed opgerold als een foetus ben ik in slaap gevallen. Na drie uur uitgerust eruit.

Waarom het een fantastische ervaring was die ik wil vertellen is om wat er in mij omging.
Aanvankelijk dacht ik: “Ik hoop dat ik niet hoef over te geven. Dat vind ik zonde van het goede voedsel.” Later tijdens het overgeven: “Blijkbaar heeft mijn lichaam dit voedsel nu niet nodig.”
In bed toen ik mij beroerd voelde, zei ik tegen mijzelf: “Het is goed zoals het is.” en er bleef een spanning. Het was alsof ik geen contact maakte met mijn lijf. Pas toen ik ten volle beaamde dat ik mij beroerd voelde, in elkaar dook en kreunde, kon het er zijn en kon ik er naar kijken en was het goed. Er zat humor in om gewoon een vrouw te zijn die zich beroerd voelt, krom loopt en in een waas verkeert, onzeker ter been naar de wc gaat.
De paradox was dat toen ik helemaal die vrouw mocht zijn dat ik mij er niet meer mee identificeerde en het kon laten en aanschouwen. Toen ging mijn lichaam haar gang. Alles kwam eruit en er kwam weer rust.
De grootste vreugde was er op het moment dat ik me naar buiten toe het beroerdst gedroeg.

Net als liefde, is ‘het is goed’ niet iets wat ik kan doen, maar iets wat ik gewaar ben als alles er mag zijn zoals het is.