(tekst moment 13-14 oktober 2009, bewerkt 25 april 2013)
Het geestelijk huwelijk
Met deze titel ‘Het geestelijk huwelijk’ haak ik in op een uitdrukking die ik vaker in de mystieke spiritualiteit ben tegengekomen en waarvan ik het fijne niet weet. Toch waag ik mij eraan mijn eigen reflecties op papier te zetten; gedachten ontvouwen zich en wanneer ik er naar kijk, daarmee ook inzichten.
De ervaring van eenheid, de eenheidservaring, is als het huwelijk, maar dan in of van de geest. Het is alsof twee wezenskernen zich met elkaar versmelten: de afgescheiden entiteit (het ‘ik’) gaat in zijn bewustzijn op in het alomvattende wezen dat bewustzijn is (God). Het is als de idylle van een huwelijksnacht waarin voor het eerst de ander echt gekend wordt (gemeenschap) en men zichzelf als deel van de ander ervaart en de ander als deel van zichzelf.
Op de huwelijksnacht volgen de wittebroodsweken waarin men nog rozig is, vervuld van de diepe vrede die men in de eenheid ervaart en deze bezingt. De liefde straalt teder van het gelaat van de minnaars. De echtelieden leven in de roes van ‘alles voor elkaar over te hebben’; Uw Wil geschiede. In deze roes kunnen ze alles aan wat op hen af komt.
Vervolgens landt men geleidelijk of keihard terug in de realiteit, in dat wat nog gerealiseerd moet worden om werkelijk ook in volle persoon de eenheid en verlichtende vrede deelachtig te zijn. De echtelieden delen elkaar appels uit; “Dit verwacht ik van jou en zo hoort het.” De idylle wordt beproefd. Er is werk aan de winkel voor brood op de plank. Want van de lucht kan men (nog?) niet leven. Sommigen is het echter gegeven om van het bezingen van hun liefde en de verlichtende vrede te leven.
Wittebroodsweken
Dat brengt mij de Bed-Ins for Peace van John Lennon en Yoko Ono in gedachte (Amsterdam 1969); all we are saying, is give peace a chance. Hun wittebroodsweken brachten zij door in hotelkamers in diverse hotels in de wereld om te protesteren tegen oorlog, en vrede te promoten. In een documentaire die ik ooit gezien heb, zegt Yoko Ono vele jaren later over het vastlopen van de tour (ik meen in Canada) iets in de trend van: “Wij wisten niets van organiseren, maar wij wisten iets van het uitdragen van vrede.”
Zolang de omgeving het voor je organiseert dat je wittebroodsweken niet worden verstoord, kun je ongebreideld eenheid en vrede blijven uitdragen. Maar de wereld dringt ook binnen in een hotelkamer ook al ben je op vredestour. In hoeverre ben je dan afhankelijk van de organisatie van anderen om je innerlijke vrede te bewaren? Je hoeft alleen maar bij jezelf waar te nemen wat je innerlijke reacties zijn als het leven weer eisen aan je gaat stellen. Hoe gelijkmoedig blijf ik als de ander, het leven mij niet datgene geeft wat ik verlang of denk nodig te hebben? Denk ik voor mijn innerlijke vrede afhankelijk te zijn van de vrede in de buitenwereld? Hoe realistisch is dan hetgeen ik uitdraag? Wat is er in realiteit over, wat is er gerealiseerd van de eenheidservaring? Kan ik nog steeds zeggen en mij toevertrouwen aan: Uw Wil geschiede? Is het mij in de complexiteit van het huwelijk, van het bestaan altijd duidelijk wat die w(W)il van de a(A)nder is? En …, waar blijf ík dan nog?
Nu begint pas het echte leven, de taak om werkelijk een huwelijk te smeden, om niet alleen in de geest, maar in de materiële realiteit tot een eenheid te komen die levengevend uitwerkt voor allen die daaraan deelachtig zijn.
Koepelbouwer
Nog een beeldspraak uit de mystieke spiritualiteit kan behulpzaam zijn bij het herkennen van het levensproces dat zich aan je voltrekt: het bouwen van een koepel.
Ik zeg bewust ‘het levensproces dat zich aan je voltrekt’, want in de eenheidservaring wordt je je er van bewust dat het leven zijn eigen loop heeft en jij daar enkel getuige van bent, een toeschouwer. Je ervaart dat je door het leven bewogen wordt. Dat drukt zich uit in ‘Uw Wil geschiede’. Je zou dan lichtzinnig kunnen denken: “O, dan kan ik mij neervlijen en hoef ik niets meer te doen.” Je hoeft maar oplettend te zijn ten aanzien van je eigen gemoedsrust om te weten of dat voor jou nu aan de orde is. In hoeverre kun je werkelijk in volle gelatenheid in het leven staan? Hoe vredevol is je antwoord op hetgeen op je weg komt? Kun je in vrede je onvrede gewaar zijn? Als dat zo is, dan heb je je levenshouding en -doel gevonden; het getuigen zijn van hetgeen zich aan en in je voordoet en gewaar zijn hoe het leven zich in de eenheid ontvouwt.
Het leven kan zich ook in oefening ontvouwen, in het bewust je oefenen in gewaar zijn, in het onderscheiden van hetgeen je tot eenheid brengt en hetgeen tot afgescheidenheid. Daarbij kun je gestaag als een koepelbouwer steen voor steen neerleggen met de sluitsteen boven in de koepel als ijkpunt indachtig; bewust van de eenheid, de zacht stralende vrede, het zich ontvouwende leven, leven zonder voorbehoud en daarmee Uw Wil geschiede. Bij het leggen van elke steen ben je je er bewust van in hoeverre je van dit middelpunt verwijderd bent; je werkt immers gelijkmatig in het rond. Als je dat niet doet, iets overslaat of de stenen niet ijkt aan het juiste midden, dan is de ruimte die onder de koepel ontstaat niet stabiel. Het persoonlijke leven kan zich ontvouwen als een niet stabiele koepel die instort, waarna de bouwer gewoon weer opnieuw begint. Al doende leert hij de regels van het spel.
Spenen
Als je zo snel mogelijk bij de sluitsteen wil zijn, meent er te zijn en daarbij het leven zoals het aan je voordoet niet verdraagt (je een leeg gevoel geeft), dan heeft deze sluitsteen de aantrekkingskracht van een tepel waaruit je de levensmelk wilt opzuigen zonder er iets voor te hoeven doen. Het is te vergelijken met een zuigeling die huilt om aan de borst van de moeder te worden gelegd. Men weet uit ervaring immers wat een weldaad dat is. Als zuigeling ervaar je je één met de moeder. Geleidelijk aan komt het spenen en leert de baby dat er twee gescheiden persoonlijkheden zijn. Het kind leert dat het zelf zijn voedsel naar zijn mond moet brengen en uiteindelijk zelf voor zijn voedsel moet zorgen. Dit spenen heeft zijn equivalent in de mystieke ervaring.
Het voedende en verlichtende van de eerste ontmoeting trekt zich geleidelijk terug, in de zin dat het (gedeeltelijk) overschaduwd wordt door de impact van het concrete aardse leven. De mens wordt op zijn ‘mens zijn’ teruggeworpen. Het is niet altijd even duidelijk van waaruit en waartoe hij bewogen wordt.
Ik kan van de eenheidservaring een concept maken en concluderen dat wat ik doe er niets meer toe doet en niemand mij de weg kan wijzen, want het leven wordt mij gegeven: het maakt niet uit wat ik eet, zeg, beoefen, bewerk en een filosofie, godsdienst, boek of mentor is helemaal zinloos; Il n’y a pas de maître à chercher, tu es le maître de ton existence. (Je hoeft geen meester te zoeken, jij bent de meester van je eigen bestaan.) In zekere zin is dat allemaal waar.
Het kan dat het leven je op het pad zet om zonder bewust te oefenen onderweg te zijn. Feedback word je overal gegeven. Zo heb ik jarenlang over mijzelf gezegd: “Het boek waarvan ik het meeste leer, is het leven zelf.” Er was bij mij een natuurlijke weerstand tegen veel lezen (ik blokkeer innerlijk) en ik ervoer mij geroepen om me op afstand tot een leraar te verhouden. Hiermee wees ik de geboden kaders en referenties niet af. Mijn pogingen om van iemand te willen leren (vanuit het idee dat ik dat nodig had), werkten vervreemdend en verarmend uit (wat na een lange verwerkingsperiode verrijkend bleek). Het was op dat moment gewoon niet mijn weg om op deze manier het leven te benaderen en te leren kennen. Tegelijkertijd zag ik hoe verrijkend het voor anderen kan zijn. Indien de afwijzing van oefenkaders en feedback echter een concept wordt en deze gedachte in mij steeds naar voren geschoven wordt wanneer er zich iets aandient, dan kan het zijn dat ik een handreiking vanuit het eenheidsbewustzijn misvat.
Hierbij moet ik denken aan het volgende mopje:
Een schip raakt op zee in een zware storm en vergaat. Mensen springen over boord. Sommigen lukt het in een sloep te klimmen. Een man drijft in het water. Mensen in een sloep willen naar hem toe komen om hem te redden. “Nee,” schreeuwt de man, “ik vertrouw er op dat God mij komt redden.” Ze willen hem een reddingsboei toewerpen. “Nee,” gilt de man opnieuw, “ik vertrouw op God.” Een helikopter vliegt boven hem en werpt een reddingslijn uit. De man grijpt hem niet, want hij wil door God gered worden. Als hij dan met zijn laatste krachten kopje onder gaat, nog één keer boven komt en God in de wolken ziet, zegt hij: “God waar was je? Waarom kwam je mij niet redden?” De man kan nog net horen wat God hem antwoordt voordat hij ten onder gaat. “Ja,” zegt God, “wat wil je nog meer? Ik stuur je een sloep, een reddingsboei en een helikopter!”
Waar ben ik?
Hoeveel mannen komen er niet achter dat ze eigenlijk dachten hun moeder te trouwen of vrouwen hun vader, de ander bij wie ze veilig aan de borst kunnen liggen? Beschouwen we de ander als een ouder of als een partner? Blijven wij Gods kinderen, van wie we zonder eigen inzet weldaden en onze verlossing verwachten of worden wij werkelijk zijn geliefde?
Er is niets mis mee naar de tepel te verlangen en te schreien als men zich leeg voelt. Dit gewaar zijn, is hulp om te onderkennen hoe men zich tot het leven verhoudt en waar men zich op zijn weg bevindt, welke steen men bij het bouwen van de koepel heeft te leggen. Het kan zeer wel aan de orde zijn dat je je gelaten neervlijt, omdat je van binnenuit ervaart zelf op dit moment geen antwoord te hebben op het leven zoals het zich aan je voordoet, dat het antwoord je tot neervlijen en wachten uitnodigt.
Ieder dient voor zich te bepalen of een oefening die wordt aangereikt op dat moment de juiste is en wat voor hem de juiste maat is. Ook daarin stem je je af op het gulden midden. Want het heeft geen zin te oefenen vanuit een oordeel over jezelf dat je nu niet goed genoeg bent en naar iets beters moet streven. Daarmee bewerk en bestendig je de gespletenheid in jezelf. Onvrede met jezelf of een situatie kan echter een vertrekpunt zijn. Het is dan van belang om waakzaam te zijn welke vruchten de oefening afwerpt en of je er op zo’n wijze bij kunt blijven dat deze van binnenuit tot leven komt en je gaat oefenen omdat de oefening gedaan wil worden, waarbij je je blijft afstemmen op het gulden midden.