(tekst moment 14 oktober 2009, bewerkt 25 april 2013)
De liefde
Ik wil iets zeggen over de liefde en de dood. In mijn beleving is liefde niet iets wat ik doe, kan doen. Het is iets wat ik ontvang als ik gewaar ben zonder opzet of oordeel en in dialoog ben met wat zich aan mij voordoet.
Je kunt dit inzicht heel makkelijk beproeven. Als je zegt: “Je moet die mestkever liefhebben.” wat gebeurt er dan in je? Als je jezelf uitnodigt om de mestkever te bestuderen, zonder opzet of oordeel, wat gebeurt er dan? Je ziet zijn zwarte, blauw glanzende schild, de vorm, grootte, zijn koppie en pootjes. Je ziet hoe hij achterstevoren een balletje voortduwt. En je ziet nog veel meer. Het is een klein groot wonder dat voor je oplicht. Dan ben je de liefde gewaar.
Zo ken ik vanuit workshops een oefening waarin ik tegenover een vreemd persoon zit en deze alleen maar aan hoef te kijken, het gezicht bestuderen; vorm, mond, neus, ogen, lijnen, bewegingen, kleur etc. Dan licht het gelaat van de ander op en ik ervaar liefde voor een totaal vreemd iemand.
Bij een bekend persoon kan dat een stukje moeilijker zijn, omdat er allerlei gedachten over die ander tussenbeide kunnen komen. Dan kan het gelaat van de ander niet oplichten en de liefde niet ontvangen worden. In hoeverre kan ik de ander nog echt aankijken? In het aankijken van de ander kan ik oefenen in het wezen van God (eenheid, vrede, bewogenheid) nabij komen. Liefde voor God is zonder opzet of oordeel het bestaan zoals het is tot je laten komen, ermee in dialoog gaan. Dan licht de geest ervan op. Het opent perspectieven. In het toevertrouwen aan hetgeen oplicht, ontvang je de moed ongebaande wegen te gaan. Welk beeld van God zet ik tussen mijzelf en het leven zoals het zich aan mij voordoet?
De dood
De ultieme weg van niet weten hoe, of wat er komt, is de weg die leidt in de dood.
Wat plaats ik tussen mijzelf en de dood? Welke verwachtingen heb ik? Waar klamp ik mij aan vast? Kan ik de dood (het leven in de dood) open tegemoet treden, zodat zijn gelaat op kan lichten en als een lamp voor mijn voeten mijn weg verlicht?
Meer nog dan het bestuderen van allerlei theorieën over de dood, hemelen en sferen en schijnzekerheden verkregen uit bijna-dood-ervaringen, is het zinvol om je te oefenen in het in openheid tegemoet treden van het niet weten. Iedere zekerheid die je in het leven dacht te hebben, was maar schijn. Het was een projectie van je met het ‘ik’ identificerende geest. Met de dood valt die projectie weg. Je kunt er daarom geen enkel houvast aan ontlenen. Dat te beseffen kan heel bevrijdend zijn. Er valt immers niets te verliezen, niets dan een illusie.
Het smaken
Alles wat ik zeg, kun je in het dagelijkse leven beproeven. Er is niets verhevens of uitzonderlijks aan. Het gaat niet om een historisch gebeuren waarvan je de feitelijke juistheid zou moeten beamen of over een materiële werkelijkheid die je fysiek onder de loep kunt nemen. Het gaat om het smaken van het leven zelf. Wanneer je het leven diepgaand proeft en smaakt, vloeit daar als vanzelf een bepaald inzicht en een levenshouding uit voort. Zoals Joseph Campbell zegt: “Spiritual life is not a kind of supernatural life but the bouquet of everyday life.” (Het spirituele leven is niet een of ander bovennatuurlijk leven, maar het aroma van het alledaagse leven.) Juist in de dagelijkse dingen kun je God naderen en licht zijn gelaat op als je wakker en gewaar bent. Hoe vaak ben je niet een kleine dood gestorven en ontvouwden zich openingen naar nieuw leven?
Je hoeft niets te weten over engelen, heiligen, hemelen, een hiervoor- of hiernamaals om God te smaken. Je hoeft niets te weten over kwantummechanica of What the Bleep Do We Know of God weet wat om de eenheidservaring te smaken. Net zo min dat je de formule H2O hoeft te kennen om water te smaken. De heiligen, hemelen en kwantummechanica brengen je niet nader tot de beleving van eenheid, tot vrede in jezelf, tot bewustzijn van innerlijke bewogenheid, tenzij je er smaak voor ontwikkelt. De taal van engelen en kwantummechanica etc. (het heeft niet mijn interesse) kan oplichten als je de toewijding hebt om zonder opzet of oordeel deze materie te bestuderen, in de zin van op je in laten werken, waardoor ze tot je gaat spreken en resoneert vanuit een eigen persoonlijke ervaring. Anders blijft het hoofdwerk en menselijke op de zelfstandigheid van het ‘ik’ gerichte projectie.
Verstaan: persoonlijke taal
Het smaken van het leven, vraagt om een verstaan en daarmee om een eigen wijze van uitdrukken. De mens wordt hier innerlijk toe bewogen. Het roept in de geest beelden en een taal op, een taal die persoonlijk is, hoewel wanneer men zich uitspreekt er gemeenschappelijke elementen in te onderkennen zijn als je naar het wezen ervan gaat. Vanuit de cultuur, – voortkomend uit hoe mensen in voorbije tijden uitdrukking hebben gegeven aan hun eigen ervaringen -, krijgt de mens ook taal aangereikt. Hier kunnen engelen, hemelen, sferen, godengestalten, rituelen, erediensten, kwantummechanica etc. een rol gaan spelen. Deze beelden kunnen resoneren met de eigen ervaring. Niet iedereen is ontvankelijk voor de taal van de ander of van de eigen cultuur.
Als ik de taal van de ander niet versta, als het niet de taal van mijn hart is, zegt dat nog niets over de waarachtigheid van wat de ander uit wil drukken en van waaruit en waartoe de ander bewogen is. IJkpunt voor mijzelf is ‘waar roept de taal die iemand spreekt toe op’? Klinkt er een besef in door dat we allemaal met elkaar verbonden zijn en dat het leven je ieder moment gegeven wordt? Zoekt men afstemming op de Ander of bestendiging van het ik? (zie voetnoot) Is de mens zich bewust van de voorlopigheid en het relatieve van de eigen antwoorden en wijze van uitdrukken?
Voor de taal van iedere spirituele weg kun je nagaan in hoeverre er sprake is van werkelijke ontvankelijke spiritualiteit en in hoeverre van spiritueel materialisme. Wat drukt de taal wezenlijk uit en hoe vertaalt ieder dat weer voor zich persoonlijk?
Met andere ogen
Het is nog niet zo lang geleden dat ik met andere ogen ben gaan kijken naar heiligenverering. De trigger was een college van de School voor Spiritualiteit bij het Titus Brandsma Instituut. In mijn ogen uitte iemand zich eenzijdig kritisch over heiligenverering. Vreemd genoeg merkte ik dat zo op, want ik was altijd zelf kritisch hierover geweest. Blijkbaar verschoof er iets in mijn blik. Daar werd ik enthousiast over. Prompt heb ik een afspraak met mijn tante gemaakt, van wie ik wist dat zij er zeer open over is dat zij Maria vereert. Hoewel ik haar in geen jaren gezien had, reageerde ze positief op mijn vraag om haar te mogen interviewen. Ik ben tot het volgende voor mij verrijkende inzicht gekomen.
Een gebed tot een heilige kan een zeer vruchtbare oefening zijn voor het leven vanuit de grondhouding van Uw Wil geschiede, wanneer men zijn levenssituatie aan de heilige voorlegt en de vraag tot hem richt: “Welke weg heb ik te gaan?” of “Wat wil het leven mij laten zien?” Dat is wat anders dan trachten een gunst af te dwingen, zoals gezondheid, voorspoed, succes. In de eerste grondhouding symboliseert de aanbidding van een heilige een verbinding met het wezen van God (eenheid, vrede, bewogenheid). In de tweede grondhouding plaatst men de heilige tussen zichzelf en God en komt men niet van aangezicht tot aangezicht te staan met het leven zelf, maar met de eigen projecties.
Ik word keer op keer blij als het mij gegeven is om met andere ogen te zien, met ogen die iets doen oplichten waardoor ik meer smaak krijg aan het leven.
Liefde en dood komen tot bloei in het niet weten en het smaken van het leven, in het kijken met andere ogen en het verstaan van het ongekende.
Voetnoot
Ander versus ik: deze woorden zijn inwisselbaar afhankelijk van wat je er onder verstaat. Hier te verstaan als: Ander = het onbekende, ik = identificatie met een zelfbeeld.